Lancelot, Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst, W.P. Gerritsen, A.G. van Melle - DBNL (2024)

Lancelot

is de minnaar van Guenièvre, de vrouw van koning »Artur. Hij is de zoon van koning Ban van Benoyc en draagt de doopnaam Galaad, zo vermeldt het begin van de Lancelot en prose, een Oudfranse Arturroman, geschreven tussen 1215 en 1235. Wanneer Ban wordt belegerd door koning Claudas vlucht hij met zijn echtgenote en jonge zoon. Een laatste blik op zijn in brand gestoken burcht doet Ban sterven. Terwijl men

[pagina 204]

[p. 204]

zich om de dode schaart, ontvoert een fee het kind. Zij neemt hem mee naar het magische meer waarin zij als ‘Dame du Lac’ met haar getrouwen leeft. In dit toverrijk wordt de jongeling opgevoed door de fee, te zamen met zijn jongere neven Bohort en Lionel. Hoewel hij ‘koningszoon’ wordt genoemd, blijft Bans zoon in het ongewisse over zijn naam en afkomst.

Op achttienjarige leeftijd wordt hij naar het hof van koning Artur gebracht door de Dame du Lac, die hem zeer uitgebreide richtlijnen voor ridderlijk gedrag meegeeft. Aan de vooravond van zijn ridderslag ontmoet de schone jongeling koningin Guenièvre. Op slag verliefd is hij in haar aanwezigheid met stomheid geslagen, maar de volgende dag vindt hij bij zijn vertrek van het hof de woorden om haar mee te delen dat hij zich voortaan als haar ridder zal beschouwen. De verbinding tussen zijn ridderschap en zijn liefde voor de koningin wordt nog versterkt door het feit dat zij hem een zwaard schenkt, aldus zijn ridderslag completerend. De jonge ridder vestigt in tal van avonturen zijn reputatie, terwijl men aan het hof via diverse zoektochten van o.a. Gauvain (»Walewein) probeert achter zijn identiteit te komen. De raadsels daaromtrent worden heel geleidelijk opgelost, onder meer doordat de ridder zelfbij het avontuur van de ‘Doloreuse Garde’ (de Smartelijke Wacht) onder het deksel van een tombe leest dat hij Lancelot du Lac is, de zoon van Ban van Benoyc.

Lancelot stuurt de tegenstanders die hij bij zijn avonturen verslaat, steevast naar Guenièvre. Wanneer zij hem in een onthullend gesprek confronteert met zijn wapenfeiten, bekent hij haar zijn liefde. Na afloop van dit gesprek weet Lancelots hartsvriend Galehot te bewerkstelligen dat de koningin Lancelot kust als bewijs van haar liefde. Evenals Galehot stimuleert de Dame du Lac het opbloeien van de liefdesrelatie. Zij zendt Guenièvre een schild waarop een ridder en een dame staan afgebeeld, gescheiden door een spleet in het schild, die de onvervuldheid van haar relatie met Lancelot symboliseert. Wanneer Artur wordt verleid door de Schotse tovenares Camille en de nacht met haar doorbrengt, slaapt Lancelot met Guenièvre en sluit de spleet in het schild zich. Camille neemt Artur gevangen en kort daarop ook Gauvain, Galehot en Lancelot. Als Lancelot in de kerker waanzinnig wordt, laat men hem vrij. Met behulp van het schild weten de Dame du Lac en Guenièvre hem te genezen. Lancelot bevrijdt vervolgens de koning en de anderen.

Tegenover de hulp van Galehot en de Dame du Lac staan diverse figuren die de geliefden te gronde willen richten. De belangrijkste daarvan is de aartsintrigante Morgaine, Arturs halfzuster. Zij slaagt er bijvoorbeeld in Lancelot een ring te ontfutselen die hij van Guenièvre kreeg en confronteert de koningin later aan het hof met dit compromitterende voorwerp. Guenièvre weet dit gevaar op diplomatieke wijze te keren door te zeggen dat zij als koningin de beste ridder ter wereld op hoofse wijze wel lief moet hebben.

Het allesoverheersende karakter van Lancelots liefdesgevoelens doet Galehot beseffen dat dit uiteindelijk ten koste zal gaan van hun vriendschap. Hoewel Lancelot, Guenièvre en Galehot nog als broers en zuster samen kunnen leven wanneer Artur zijn vrouw tijdelijk heeft verstoten ten faveure van de ‘onechte Guenièvre’, zal Lancelots hart tenslotte voor zijn vrouwe kiezen. De wegen van de vrienden scheiden zich. Lancelot zoekt en bevrijdt de ontvoerde Gauvain, terwijl Galehot achterblijft, geplaagd door dromen over zijn ondergang. Een wijs man die Galehots dromen uitlegt, vertelt ook dat Lancelot zijn doopnaam Galaad verloor ten teken dat zijn liefde voor Guenièvre hem zal beletten de avonturen van de Graal tot een goed einde te brengen. Wanneer Galehot het (onjuiste) bericht van Lancelots dood verneemt, sterft hij.

De hypothetische ‘niet-cyclische’ versie van de Lancelot en prose eindigt met Galehots dood. In de cyclische versie gaat het verhaal verder met de episode die de ‘Charrette’ genoemd wordt. Deze episode draait om het

[pagina 205]

[p. 205]

aloude thema van de (vrijwillige) ontvoering van de koningin (ook wel als aithed aangeduid) en is een licht gewijzigde weergave in proza van Le chevalier de la charrette (ca. 1180) van Chrétien de Troyes, de roman waarin Lancelot voor het eerst als minnaar van Guenièvre wordt gepresenteerd.

Volgens dit verhaal wordt koningin Guenièvre te zamen met Keu (»Keye) door de ridder Meleagant meegevoerd naar Gorre, het land van zijn vader Baudemagu, waar reeds een groot aantal van Arturs onderdanen gevangen wordt gehouden. Gauvain gaat onmiddellijk de koningin zoeken en krijgt bij zijn queeste gezelschap van een onbekende ridder (Lancelot). Zij komen een kar tegen, bestuurd door een monsterlijke dwerg die hun informatie belooft indien zij bereid zijn in de kar plaats te nemen. De schande die inherent is aan het rijden in een kar, weerhoudt de onbekende ridder slechts even. Dan klimt hij in de schandekar. De dwerg brengt Gauvain en hem bij een burcht waar zij in de verte de stoet van de koningin zien. Tijdens de achtervolging worden de zoekers geconfronteerd met de keuze uit twee toegangswegen tot Gorre. Gauvain kiest de onderwaterbrug, Lancelot (die zich bij het afscheid aan zijn gezel bekendmaakt) de zwaardbrug. Onderweg naar deze brug komt Lancelot op een kerkhof waar hij het deksel van een tombe tilt, hetgeen aangeeft dat hij de gevangenen uit Gorre zal verlossen. Lancelots falen bij een tweede tombe betekent - zo deelt een stem hem vanuit dat graf mee - dat hij de Graalavonturen niet meer kan volbrengen als gevolg van zijn liefde voor Guenièvre. Ten koste van aanzienlijke verwondingen weet Lancelot kruipend over het scherpe lemmet van een enorm zwaard het land Gorre te bereiken, waar Meleagant op hem wacht. Hun eerste duel, waarin Lancelot door het zien van Guenièvre zo wordt afgeleid dat hij bijna verliest, wordt door Baudemagu onderbroken wanneer Lancelot de overhand heeft herwonnen. Wanneer hij vervolgens naar de koningin wordt gebracht, reageert zij uiterst koel, naar in een ophelderend gesprek blijkt vooral vanwege de episode met de compromitterende ring.

De volgende nacht brengt Lancelot met Guenièvre door in de kamer die zij met de gewonde Keu deelt. Bij het verwijderen van de tralies voor haar raam is Lancelot gewond geraakt. Zijn bloed bevlekt het bed. Meleagant ontdekt de bloedvlekken en beschuldigt Guenièvre van ontrouw met Keu. In een gerechtelijk tweegevecht weet Lancelot Guenièvres onschuld te bewijzen door Meleagant opnieuw bijna te verslaan. Baudemagu grijpt in opdracht van de koningin echter wederom in.

Men besluit op zoek te gaan naar Gauvain. Onderweg wordt Lancelot gevangengenomen door Meleagants mannen en naar een afgelegen toren gebracht. De anderen vinden Gauvain, die nog steeds verwoede pogingen doet de onderwaterbrug te passeren. Hij wordt uit het water gehaald en keert later met de koningin en de andere gevangenen terug naar Arturs hof. Aldaar is inmiddels Lancelots neef Bohort gearriveerd, gezeten in de schandekar. Hij bewerkstelligt dat de koning en koningin, Gauvain en alle andere ridders op de kar plaatsnemen en heft zo het stigma van Lancelots rit in de schandekar op. Lancelot keert uiteindelijk ook terug aan het hof. Hij wordt uit zijn langdurige gevangenschap bevrijd door de zuster van Meleagant. Aan het hof strijdt hij voor de derde maal tegen Guenièvres ontvoerder. Ditmaal wordt Meleagant gedood.

Bohort speelt een belangrijke rol in de tekstgedeelten die volgen op de ‘Charrette’. Hij wordt verleid tot de belofte de koningin te ontvoeren en probeert dat incognito te doen aan het begin van de ‘Préparation à la Queste’, het laatste deel van de Lancelot en prose. Lancelot weet de ontvoering te voorkomen door Bohort te verslaan, maar hij wordt - hoewel zwaargewond - prompt door een oude vrouw weggevoerd van Guenièvre en het hof. Men vreest voor zijn leven en er wordt een grote zoektocht op touw

[pagina 206]

[p. 206]

gezet. In het kader van deze queeste aanschouwen Gauvain, Lancelot, Bohort, »Perceval en Hector (Lancelots halfbroer) de heilige Graal. Uit zijn ontmoeting met de Graal blijkt eens te meer dat Lancelot niet langer de uitverkoren Graalheld kan zijn, in tegenstelling tot Bohort, die net als Perceval in de Graalqueeste een van de drie Graalridders zal zijn. Lancelots liefde voor Guenièvre heeft naast positieve ook duidelijk negatieve kanten, zo geeft dit tekstgedeelte aan, bijvoorbeeld in de episode van Lancelots gevangenschap bij Morgaine. Zijn liefde inspireert hem tot het maken van prachtige wandschilderingen, waarin hij de geschiedenis van zijn relatie weergeeft, maar juist deze schilderingen zal Morgaine later gebruiken om Artur in te lichten. Lancelots avonturen staan in het teken van zijn trouw aan Guenièvre. Er worden allerlei pogingen ondernomen hem tot ontrouw te bewegen, maar tevergeefs. Toch pleegt Lancelot ontrouw, zij het onbewust. Bij zijn bezoek aan de Graalburcht wordt hij in de waan gebracht dat Guenièvre in een nabijgelegen kasteel op hem wacht. Door een bedwelmende drank in de war gebracht, verkeert hij in de veronderstelling met zijn geliefde naar bed te gaan, terwijl hij in feite gemeenschap heeft met de dochter van de Graalkoning Pelles. Bij haar verwekt hij »Galaad, de toekomstige Graalheld, die door zijn maagdelijkheid de naam Galaad kan dragen die Lancelot verloor. Tegen het einde van de tekst wordt Lancelot aan het Arturhof nogmaals in het bed van Pelles' dochter gelokt. Ditmaal wordt hij echter betrapt door Guenièvre. Haar reprimande en zijn schuld doen Lancelot ten prooi vallen aan een hernieuwde liefdeswaanzin, die slechts door de Graal genezen blijkt te kunnen worden. De inspirerende liefde, die Lancelot tot de beste ridder ter wereld maakte, blijkt ook een desastreuze uitwerking te kunnen hebben. Gepaard aan de opkomst van Bohort en Perceval, die zich in ridderlijk opzicht Lancelots gelijken tonen, geven de lotgevallen van Lancelot in de ‘Préparation à la Queste’ aan, dat het wereldse ridderschap overvleugeld zal worden door het religieuze ridderschap in dienst van de Graal.

De Queste del Saint Graal beschrijft hoe alle ridders van de Ronde Tafel op zoek gaan naar de Graal en hoe slechts drie ridders deze zoektocht volbrengen. Uiteindelijk zal alleen de uitverkoren Galaad een directe blik in de Graalkelk ten deel vallen, onmiddellijk gevolgd door zijn tenhemelopneming. Perceval zal daarna als kluizenaar sterven, terwijl Bohort als enige Graalheld zal terugkeren om verslag uit te brengen van de wonderbaarlijke gebeurtenissen. Wereldse ridders als Gauvain, Hector en Lionel worden in deze tekst ‘ontmaskerd’ als verstokte zondaars en moordenaars. Lancelot neemt als bekeerde zondaar een tussenpositie in. Als vader van de Graalheld is het hem vergund enige tijd samen met zijn zoon op te trekken, terwijl hij bovendien nog tweemaal de Graalprocessie aanschouwen mag. Daartoe opgeroepen door een kluizenaar zweert Lancelot zijn liefde voor de koningin af en doet hij op streng ascetische wijze boete voor zijn wellust (luxure).

Lancelots afwijzing van Guenièvre houdt echter niet lang stand, want de Mort le roi Artu, het slot van de Lancelottrilogie, beschrijft hoe de gelieven hun relatie een maand na de beëindiging van de Graalqueste hervatten. De relatie bekoelt enige tijd, wanneer de koningin Lancelot ten onrechte verdenkt van een relatie met de jonkvrouwe van Escalot. Nadat in een boot het lichaam van deze jonkvrouwe, gestorven uit onbeantwoorde liefde voor Lancelot, naar het hof is gekomen, wordt de zaak opgehelderd. De onvoorzichtigheid van de gelieven leidt tot ontdekking. Artur, die via Lancelots muurschilderingen ook al door Morgaine is ingelicht, wordt gedwongen tot handelen. Zijn betrapte echtgenote wordt tot de brandstapel veroordeeld, maar op het laatste moment gered door Lancelot, die bij de betrapping wist te ontkomen. Bij de bevrijding van de koningin doodt Lancelot per ongeluk zijn vriend Gaheret, Gau-

vains jongste broer. Gauvain wil koste wat het kost de dood van Gaheret - en die van zijn andere broers Agravain en Guerrehet - wreken. Ook wanneer Guenièvre door tussenkomst van de paus aan Arturs zijde is teruggekeerd, blijft Gauvain aandringen op een oorlog tegen Lancelot, die zich op zijn landgoederen op het continent heeft teruggetrokken. Artur trekt ten strijde en laat zijn land achter onder de hoede van zijn bastaardzoon Mordred. De strijd bereikt een hoogtepunt in een tweegevecht tussen Lancelot en Gauvain, waarin Lancelot zijn vroegere vriend een

Lancelot, Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst, W.P. Gerritsen, A.G. van Melle - DBNL (1)

Lancelot op de zwaardbrug en Walewein in het gevaarlijke bed. Middendeel achterzijde van een 14e-eeuws ivoren kistje uit Parijs. New York, Metropolitan Museum.

hoofdwond toebrengt die hem uiteindelijk fataal zal worden, maar zijn leven spaart.

Na dit gevecht raken Arturs troepen verwikkeld in een oorlog tegen de Romeinen. Bovendien bereikt de koning het bericht dat Mordred de macht gegrepen heeft en nu Guenièvre, die hij tot de zijne wil maken, belegert. Artur keert terug naar Brittannië, maar ziet er - ondanks onheilspellende dromen en aandringen van de stervende en berouwvolle Gauvain - van af Lancelots hulp in te roepen. Artur en Mordred verwonden elkaar dodelijk in de strijd en de stervende Artur wordt naar Avalon gebracht. Mordreds zonen proberen vervolgens de macht in han-

[pagina 208]

[p. 208]

den te krijgen. Guenièvre verneemt de afloop van de slag en besluit in te treden in het klooster. Vlak voor de teruggekeerde Lancelot afrekent met Mordreds zonen, verneemt hij dat zijn geliefde is gestorven. Hij brengt Arturs kroon in goede handen onder en trekt zich dan als kluizenaar terug met Bohort en Hector. Na vier jaar overlijdt Lancelot. Een van zijn medebroeders ziet in een droom hoe hij door engelen naar de hemel gebracht wordt. Lancelot wordt naast Galehot begraven in de tombe waarin hij lang geleden las wie hij was.

De Oudfranse Lancelottrilogie geeft de complete biografie van 's werelds beste ridder, maar vormt niet de eerste tekst waarin hij optreedt. Naar alle waarschijnlijkheid bestond er in de tweede helft van de 12e eeuw binnen de mondelinge traditie van verhalen over koning Artur en zijn ridders een Lancelotlegende, waarin deze figuur als een groot minnaar en ridder werd beschreven. De Middelhoogduitse Lanzelet, omstreeks 1200 geschreven door Ulrich van Zatzikhoven, gaat terug op een niet overgeleverde Anglo-Normandische tekst over Lancelot, waarin elementen uit deze orale traditie zijn verwerkt. De Lanzelet beschrijft een held die door een waterfee wordt ontvoerd en opgevoed, pas als ridder zijn naam leert kennen via een tombe en als een van Arturs ridders betrokken is bij de redding van de ontvoerde koningin Guenièvre. Lanzelets amoureuze belevenissen met diverse dames komen uitgebreid aan de orde, maar er is geen sprake van een verhouding met de koningin. De tekst besluit met een beschrijving van het kinderrijke huwelijksleven van Lancelot en Yblis.

De Anglo-Normandische bron van de Lanzelet vormde naar alle waarschijnlijkheid ook een belangrijke bron voor Chrétien de Troyes' Le chevalier de la charrette (ca. 1180). De inhoud van deze versroman werd later opgenomen in de Lancelot en prose en is als zodanig hierboven samengevat. In Chrétiens roman is - mogelijk in opdracht van gravin Marie van Champagne, voor wie dit werk vervaardigd werd - Lancelot voor het eerst beschreven als de minnaar van koningin Guenièvre. Nu heeft Arturs echtgenote al in eerdere teksten buitenechtelijke aspiraties getoond: in het Lai de »Lanval, bijvoorbeeld, poogt zij de titelheld te verleiden, terwijl in de kronieken over Arturs ondergang wordt gesuggereerd dat zij een verhouding met Mordred had (»Artur). De ‘ladies' man’ Lancelot, zoals beschreven in de bron van Lanzelet, komt weliswaar in de kronikale teksten over Artur niet voor, maar lijkt bij uitstek geschikt te zijn geweest om de vacature van Guenièvres minnaar op te vullen. Dit heeft bijvoorbeeld tot gevolg gehad dat de verhouding tussen Mordred en Guenièvre in latere teksten over Arturs dood, zoals de hierboven weergegeven Mort le roi Artu, grondig werd omgewerkt. Eenmaal samengebracht zijn de personages van Lancelot en Guenièvre even onafscheidelijk als »Tristan en Isoude.

Chrétiens Charrette vestigt Lancelots naam als minnaar, maar ook als voortreffelijk ridder. Als aangekondigde bevrijder van de gevangenen in Gorre wordt hem zelfs een Verlossersrol toegedicht. Het idee om Lancelot als afspiegeling van de Messias de heilige Graal te laten vinden, wordt echter al in de prozaroman Perlesvaus (1200-10) verworpen. In deze tekst heeft Lancelot vanwege zijn liefde voor Guenièvre geen succes in de Graalqueeste. De Lancelot en prose-cyclus neemt deze gedachtengang over, maar schuift het Messias-aspect door naar Lancelots zoon »Galaad, die heel nadrukkelijk als ‘nieuwe Christus’ wordt gepresenteerd in de Queste del Saint Graal. In de hypothetische niet-cyclische proza-Lancelot, die waarschijnlijk ongeveer gelijktijdig met de Perlesvaus ontstond, gaat alle aandacht uit naar de ontwikkeling van de hoofse, dapperheid stimulerende liefde tussen Lancelot en de koningin. De uitbreiding van deze tekst tot de Lancelot-trilogie lijkt een zekere tegenspraak op te leveren tussen de verheerlijking van de wereldse liefde in het eerste deel en de ver-

[pagina 209]

[p. 209]

oordeling daarvan in met name de Graalqueeste. Deze tegenstelling, ook wel aangeduid als ‘double esprit’, is echter slechts een schijnbare tegenspraak, wanneer men het wereldse ridderschap beschouwt als een voorfase van het hemelse ridderschap dat Galaad vertegenwoordigt. Niet voor niets is de grootste wereldse ridder Lancelot de vader van Galaad, het summum van de ‘chevalerie célestielle’. Het religieuze ridderschap in dienst van de Graal is in deze optiek het hoogste ideaal. Wanneer de inspirerende Graal weer hemelwaarts is verdwenen, rest de Arturwereld in de Mort Artu slechts het ontmaskerde oude ideaal van het wereldse ridderschap en gaat zij ten onder aan de menselijke tekortkomingen van de koning, zijn vrouw en zijn naasten.

Hoewel het personage Lancelot in de Lancelot en prose-cyclus zeker niet onfeilbaar is, als minnaar noch als ridder, verliest het nooit zijn glans en zijn boeiende tragiek. De cyclus was buitengewoon populair: er zijn circa honderd handschriften bewaard gebleven, evenals enkele vroege drukken (o.a. een druk uit Rouaan van 1488). Veelal vormt de cyclus dan ook het verband waarin Lancelot zijn intrede doet in de andere volkstalige literaturen. Een uitzondering daarop vormen de reeds besproken Lanzelet en de eveneens Middelhoogduitse roman Diu Crône, die Heinrich von dem Türlin omstreeks 1225 schreef. Deze tekst geeft een geïdealiseerd beeld van Gawein (»Walewein) en laat deze ridder zelfs met succes een Graalzoektocht volbrengen, waarbij hij gunstig afsteekt bij Lancelot, die bij het Graalavontuur zijn kansen verspeelt omdat hij in slaap valt. Heinrich beschrijft nog een verdere ontluistering van Lancelot: in zijn queeste naar de ontvoerde koningin zou Lancelot niet zozeer in de kar zijn gestapt vanwege de beloofde informatie, maar omdat hij moe was en er zoveel doornen lagen in het bos. Omstreeks 1250 worden deze teksten gevolgd door een anonieme Duitse prozavertaling van de Lancelot en prose, die rond 1467 door Ulrich Fuetrer wordt bekort tot zijn Prosaroman von Lanzelot, een boek dat hij later nogmaals omwerkte en uitbreidde met als resultaat het tweede deel van zijn Buch der Abenteuer.

Via de Tristan en prose, een Oudfranse tekst uit het midden van de 13e eeuw waarin de vriendschap van Lancelot en Tristan wordt gebruikt als aanleiding voor een fusie van de Tristanstof met de geschiedenis van Artur en de Graal, dringt Lancelot ook tot de Italiaanse literatuur door, o.a. in de Tristano Riccardiano (eind 13e eeuw) en de Tavola Ritonda-cyclus (tweede kwart 14e eeuw). Ook in de Spaanse en Portugese literatuur deed Lancelot zijn intrede via vertalingen van de Lancelot en prose en daaropvolgende Oudfranse teksten, zoals de Tristan en prose en de zogenoemde Post-Vulgaat-cyclus. De laatstgenoemde tekst, waarin overigens het personage Lancelot naar de achtergrond wordt gedrongen ten faveure van Artur, kan zelfs alleen via zijn Portugese en Spaanse vertaling worden gereconstrueerd. Een late Catalaanse vertegenwoordiger van de Vulgaat-teksten is de incunabel Tragèdia de Lançalot, een fragmentarisch overgeleverde bewerking van de Mort Artu door de dichter Mossèn Gras.

In het Middelnederlands was het Lancelot-verhaal zeer in trek, getuige ten minste drie vertalingen van Lancelot en prose in het tijdsbestek van ruim een halve eeuw. De fragmentarisch overgeleverde bewerking in verzen Lantsloot van der Haghedochte (ca. 1260) wordt waarschijnlijk al rond 1280 gevolgd door een tweede versvertaling, de Lanceloet - Queeste vanden Grale - Arturs doet, die in tegenstelling tot Lantsloot het Oudfranse origineel op de voet volgt. Daarna, waarschijnlijk in het begin van de 13e eeuw, volgt dan nog een vertaling die de prozavorm van het origineel overneemt en aldus een nog grotere ‘letterlijkheid’ weet te bereiken. Van deze prozavertaling resten ons nog slechts twee kleine fragmenten, terwijl wij de Lanceloet - Queeste - Arturs doet-vertaling slechts kennen doordat deze tekst de basis vormt voor de zogenoemde Lancelotcompilatie, een verzamelhand-

[pagina 210]

[p. 210]

schrift uit het begin van de 14e eeuw waarin tussen de drie delen van de Lancelot-cyclus zeven Arturromans zijn ingevoegd. De »Moriaen, een van deze zeven romans, bevat een opmerkelijke Lancelot-episode, terwijl bovendien een korte roman over Lancelot tot de ingevoegde teksten behoort: Lanceloet en het hert met de witte voet. De roman is een oorspronkelijke creatie van een Middelnederlandse dichter, maar vertoont duidelijke

Lancelot, Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst, W.P. Gerritsen, A.G. van Melle - DBNL (2)

Lancelot leert boogschieten. Verluchting in een handschrift van ca. 1325. Oxford, Bodleian Library.

invloed van de drakedoder-episode uit de Tristanstof en van het Lai de Tyolet. Nadat Keye (Keu) onverrichterzake is teruggekeerd van een zoektocht naar het hert met de witte voet, onderneemt Lanceloet deze queeste. Een knappe prinses heeft besloten alleen te trouwen met de man die haar de witte voet brengt. Het hert wordt bewaakt door zeven leeuwen, maar Lanceloet weet in een fel gevecht de witte voet te bemachtigen. Aangezien hij uitgeput en gewond is, vraagt hij een

[pagina 211]

[p. 211]

passerende ridder de voet naar het hof van de prinses te brengen en hulp te halen. De ridder toont zich echter een verrader: hij neemt de voet aan en geeft vervolgens Lanceloet een verschrikkelijke klap met zijn zwaard. Tot grote ontzetting van de prinses arriveert hij - een notoir verraderlijke en lelijke ridder - aan haar hof met de bedoeling haar op te eisen. Intussen heeft Walewein de gewonde Lanceloet gevonden en vernomen wat er is gebeurd. Hij brengt Lanceloet naar een arts en weerhoudt de verrader door middel van een gerechtelijk duel van zijn huwelijk met de prinses. Als duidelijk wordt dat Lanceloet de witte voet veroverde, wil de prinses met hem trouwen. Het huwelijk wordt echter op de lange baan geschoven, omdat Lanceloet alleen van de koningin houdt. De schepping van een nieuw Lancelotverhaal is uitzonderlijk en kan gezien worden als een aanwijzing voor de populariteit van het personage in het Middelnederlandse taalgebied.

In Engeland daarentegen lijkt Lancelot in de Middeleeuwen nauwelijks voet aan de grond te hebben gekregen. Terwijl er een aantal romans over Gauvain/Gawain is geschreven, is er niet één Engelse roman over Lancelot. De Lancelot en prose is zelfs niet vertaald vóór Malory's bewerking van de cyclus en vóór het laat-15e-eeuwse Schotse fragment Sir Lancelot of the Laik. Lancelot speelt vanzelfsprekend wel een belangrijke rol in een Engelse tekst over Arturs ondergang, de ‘stanzaic’ (in strofen gedichte) Le morte Arthur (ca. 1350), waarin ten opzichte van het voorbeeld, de Oudfranse Mort le roi Artu, een episode is toegevoegd waarin Lancelot en Guinevere elkaar na Lancelots terugkeer nog een laatste maal ontmoeten. Zij belijden hun gezamenlijke schuld - de ontdekking van hun relatie vormde het begin van Arturs ondergang - en beloven zich aan God te wijden om boete te doen. Guinevere weigert Lancelot zelfs een laatste kus. Deze dramatische scène vindt men terug in het laatste boek van Sir Thomas Malory's Morte d'Arthur (1485: eerste druk van een bewerking door William Caxton), de tekst die wat betreft de middeleeuwse verwerking van de Arturstof dient als sluitsteen en tegelijk het fundament vormt voor het overgrote deel van het Nachleben van die verhaalstof in de eeuwen die volgden. Met de Lancelot- en Tristanromans als leidraad bracht Malory het disparate Arturmateriaal onder in een twintigtal boeken. Vanaf boek vi is Launcelot een van de hoofdrolspelers in zijn verhaal.

De grote diversiteit en verbreiding van de Lancelotteksten brengen met zich mee dat ook de aandacht van het Lancelotonderzoek zich over veel terreinen verspreidt. Het gegeven dat Lancelot geen deel heeft aan de oudste, kronikale laag van de Arturstof en bijvoorbeeld niet voorkomt in Galfredus van Monmouths Historia regum Brittanniae of in het oude verhaal over »Culhwch en Olwen, heeft onderzoekers er niet van weerhouden te zoeken naar de Keltische wortels van dit personage en onder meer te betogen dat Lancelot een afgeleide zou zijn van de god Lug uit de Ierse mythologie. Belangrijker is het onderzoek naar het thema van de ontvoerde koningin (het aithed-thema), dat wijdverbreid blijkt in de Europese literatuur en dat bijvoorbeeld ook opduikt op een stenen reliëf (begin 12e eeuw) in de kathedraal van Modena (zie p. 367).

Wat betreft de Oudfranse teksten concentreert het onderzoek zich op Chrétiens Charrette en op de Lancelot en prose. Bij Chrétiens versroman vormen de plaats van deze tekst binnen het oeuvre en het gedachtengoed van deze dichter een belangrijk discussiepunt. Chrétien geeft in zijn proloog aan dat hij dit werk schreef in opdracht van Marie, gravin van Champagne, en stelt nadrukkelijk dat zij hem de ‘matière’ (de verhaalstof) en de ‘san’ (de strekking, moraal van het verhaal) verschafte en dat hij daaraan slechts zijn vertelvermogen toevoegde. Aangezien Chrétien de roman niet zelf afmaakte (vanaf Lancelots gevangenschap in Meleagants toren is het werk geschreven door Godefroy de Leigni) en aangezien de roman qua thematiek niet

[pagina 212]

[p. 212]

aansluit bij zijn Erec et Enide en Yvain, heeft men geopperd dat de strekking van de Lancelotroman Chrétien eigenlijk tegen de borst stuitte. Terwijl in zijn verhalen over »Erec en »Yvain de hoofse liefde binnen het huwelijk en een sociaal ridderschap ten dienste van de Arturgemeenschap worden bepleit, gaat het in deze roman immers om een overspelige verhouding, die Lancelots ridderschap kan stimuleren maar ook verlammen en die slechts buiten de hofkring (in Gorre) lijkt te kunnen bestaan.

Hoewel Chrétien de roman misschien met tegenzin schreef en hem niet zelf afmaakte, heeft de Charrette toch veel meer literaire respons opgeroepen dan zijn eerdere romans - net zoals dat het geval is bij de eveneens onvoltooide Conte du GraalPerceval). Een eerste versie van de Lancelotbiografie die nu de Lancelot en prose vormt, zou volgens Elspeth Kennedy het hierboven samengevatte verhaal slechts verteld hebben tot aan het begin van de Charrette. Het bestaan van deze ‘niet-cyclische’ Lancelot is niet onomstreden, ook al heeft Kennedy inmiddels een uitgave bezorgd en in een studie het bestaansrecht van deze versie met kracht van argumenten bepleit. Na het niet-cyclische stadium zou de Lancelotbiografie met een in proza omgezette Charrette zijn samengevoegd en vervolgens uitgebreid tot een trilogie door de toevoeging van de Queste del Saint Graal, de Mort le roi Artu en enkele verbindende tekstgedeelten, zoals de ‘Préparation à la Queste’. In een volgende fase werden daar nog de voorgeschiedenis van de Graal en het verhaal van »Merlijn voor geplaatst. Bij de samenvoeging onderging de Charrette naast de omzetting in proza nog enkele wijzigingen die de tekst verbonden met het nieuwe, enorme tekstgeheel. Zo wordt Guenièvres koele houding jegens Lancelot in Gorre in de prozatekst verklaard vanuit een ongelukkig incident met een ring lang voordien, terwijl zij in Chrétiens versroman boos is op Lancelot omdat hij even aarzelde in de schandekar te stappen.

Op het gebied van de Lancelot en prose-cyclus is de kwestie van het auteurschap van de trilogie een belangrijk discussiepunt. Gezien de reeds aangeduide ‘double esprit’ - de ideologische verschillen tussen de Queste en de beide andere delen - achtte men het onmogelijk dat de hele trilogie van de hand van één auteur zou zijn. Zelfs in de afzonderlijke Lancelot en prose meende men al verschillende auteurs te ontwaren, hetgeen werd weerlegd door F. Lot, die liet zien hoezeer de Lancelot-tekst een thematische eenheid is en uitlegde hoe de verwarrende verhaalstructuur - die hij ‘entrelacement’ doopte - in elkaar zit. Sindsdien hebben de meeste onderzoekers zich kunnen vinden in de door J. Frappier geopperde gedachte dat een aantal auteurs aan de tekst werkte onder leiding van een ‘architect’ die verantwoordelijk was voor het ideologische en structurele concept van de trilogie.

De voornaamste strijdvraag wat betreft de Lancelot en prose is voortgekomen uit de handschriftelijke traditie. Nadat aan het begin van deze eeuw H.O. Sommer een editie vervaardigde op basis van een handschrift dat te Londen werd bewaard, bleek dat er, met name in de Bibliothèque Nationale te Parijs, Lancelot en prose-handschriften waren die een veel uitgebreidere versie van het verhaal gaven. De vraag welke versie - kort/Londen of lang/Parijs - de meest oorspronkelijke is, heeft de gemoederen danig beziggehouden. De meest gezaghebbende onderzoeker in dezen, A. Micha, meent dat de korte versie van de lange afstamt. Misschien wel het belangrijkste resultaat van deze discussie is dat Micha de zeer complexe overlevering van de circa honderd handschriften in kaart heeft gebracht. Bovendien heeft hij een editie van de lange versie (met varianten) bezorgd, zodat nu beide versies beschikbaar zijn, hetgeen van groot belang is voor de onderzoekingen naar de vertaal- en verteltechniek die met betrekking tot de Lancelot en prose-vertalingen zijn ondernomen, onder meer in het kader van het Utrechtse Lancelotproject, dat de editie en bestudering van de Middelnederlandse Lancelotteksten tot doel heeft.

[pagina 213]

[p. 213]

De drie Lancelot en prose-vertalingen in het Middelnederlands geven aan hoe geliefd het personage in deze gewesten moet zijn geweest. Waarschijnlijk vanwege het ontbreken van een toegankelijke bron, zoals het Engelstalige publiek die kende in Caxtons druk van Malory's Morte d'Arthur, steekt de vrijwel totale afwezigheid van Lancelot in de namiddeleeuwse literatuur van de Lage Landen zeer pover af tegen zijn middeleeuwse populariteit.

Lancelot, Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst, W.P. Gerritsen, A.G. van Melle - DBNL (3)

Lancelot op de zwaardbrug. Kapiteel, 13e-eeuw, in de St.-Pierre te Caen.

De laat-15e-eeuwse Malory moge verantwoordelijk zijn voor het feit dat hierna vooral Angelsaksische literatuur en kunst aan de orde komen.

Het Nachleben van de Lancelotstof begint eigenlijk al in de Divina Commedia (begonnen omstreeks 1308) van Dante Alighieri. Bij zijn bezoek aan de tweede cirkel van de hel, de ring der wellustigen met daarin o.a. Paris en Tristan, spreekt de hoofdpersoon in een van de beroemdste passages uit het boek met Francesca da Rimini (La Divina Commedia,

[pagina 214]

[p. 214]

Inferno, boek v). Zij vertelt hem hoe haar minnaar Paolo en zij toegaven aan hun liefdesgevoelens toen zij samen over Lancelot en Guinevere lazen, waarbij in boek iii ‘Galeotto’ (Galehot) als koppelaar fungeerde.

Gezien Lancelots prominente rol in de middeleeuwse vertelkunst zou men verwachten dat Lancelot zich als al dan niet ideale minnaar een plaats naast Tristan zou hebben verworven. Toch is dat slechts ten dele het geval. Zo is het verhaal van Lancelot slechts zelden op gebruiksvoorwerpen afgebeeld, terwijl Tristan daarbij tot de favorieten behoort. Een Italiaans beschilderd dienblad uit ca. 1400 toont Lancelot en Tristan als aanbidders van Venus, te zamen met Achilles (»Hector), Samson, Paris en »Troilus, allemaal helden die door hun liefde ten onder gingen. Evenals bij Tristan ligt de Lancelot-‘hausse’ in de tweede helft van de 19e eeuw, de tijd van de Engelse prerafaëlieten. Vóór die tijd zijn er slechts sporadisch werken over Lancelot, zoals het volksboek Lançarote do Lago uit 1746, waarin António da Silva (‘mestre de Gramàtica’) motieven en passages overnam uit Cervantes' Don Quixote, of de ballade ‘Sir Lancelot of the Lake’, die in 1765 door bisschop Thomas Percy werd vervaardigd op basis van Malory's Morte d'Arthur. Een relatief vroeg toneelstuk over Lancelot is Chr. J. Riethmüllers Launcelot of the Lake (1843).

Voor de kunstenaars en dichters die in de tweede helft van de 19e eeuw in het Victoriaanse Engeland een nieuwe belangstelling voor de Arturstof aan de dag legden, werd Lancelot de representant van het ideaal van de gentleman, van de nobele mannelijkheid. Men sloot echter zeker niet de ogen voor Lancelots tragiek, gezien de afbeeldingen die men van Lancelot en de Graal maakte. Men baseerde zich voornamelijk op de Morte d'Arthur van Sir Thomas Malory, maar ook de invloed van de contemporaine dichter Alfred Lord Tennyson (Idylls of the King) is aanwezig. Deze teksten werden herhaaldelijk uitgegeven, hetgeen tal van afbeeldingen van Lancelot e.a. als boekillustratie tot gevolg had. Zo werd de Moxon-uitgave van Tennysons Poems (1857) voorzien van illustraties van o.a. Dante Gabriel Rossetti, William Holman Hunt en John Everett Millais, illustreerde Aubrey Beardsley een uitgave van Malory door uitgeverij Dent in 1893 en maakte Arthur Rackham in 1917 de tekeningen voor A.W. Pollards editie van de Morte d'Arthur. De genoemde Dante Gabriel Rossetti was een van de voortrekkers van de ‘Pre-Rafaelite Movement’. Hij maakte in 1857 een ontwerp voor de Oxford Union Murals met als titel ‘Lancelot's Vision of the Sangreal’, waarin Guinevere, getekend in een appelboom, als een nieuwe Eva tussen Lancelot/Adam en de Graal staat. In hetzelfde jaar vervaardigde hij een afbeelding van de betrapping van Lancelot en Guinevere: ‘Sir Launcelot in the Queen's Chamber’ (Birmingham City Museum and Art Gallery). In 1894 ontwierp Edward Burne-Jones voor Stanmore Hall een reeks wandtapijten, waarvan er één de titel ‘Lancelot's Failure’ draagt (thans in de collectie van de Duke of Westminster). Deze tapijten werden gemaakt door het bedrijf dat de dichter William Morris (‘The Defence of Guenevere’, 1858) oprichtte voor de vervaardiging van ‘middeleeuwse’ kunstvoorwerpen. In de Southampton Art Gallery hangt Burne-Jones' schilderij ‘The Dream of Sir Lancelot at the Chapel of the San Graal’ uit 1896. Eerder liet hij naar eigen ontwerp voor zijn huis enkele glas-in-lood-ramen vervaardigen door Morris, waarop o.a. ‘How Lancelot sought the sangreal and might not see it because his eyes were blinded by such love as dwelleth in King's houses’ staat afgebeeld. Deze ramen werden boven de gootsteen in de keuken geplaatst, hetgeen net als de voorkeur voor muurschilderingen aangeeft hoezeer de Artur- en Graalvoorstellingen voor deze kunstenaars functioneerden in het dagelijks bestaan. W.E. Reynolds-Stephens maakte beelden in de prerafaëlitische stijl, onder meer ‘Sir Lancelot and the Nestling’ (1899).

Een voorloper van de wanddecoraties van

[pagina 215]

[p. 215]

Lancelot, Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst, W.P. Gerritsen, A.G. van Melle - DBNL (4)

‘The Lady of Shalott’, gravure van William Holman Hunt, 1857.

de prerafaëlieten vormen de schilderingen van scènes uit Malory in ‘The Queen's Robing Room’ in Westminster Palace (Londen), die William Dyce in de jaren 1850 vervaardigde. Een van zijn ontwerpen toont ‘Generosity: King Arthur unhorsed, spared by Sir Lancelot’ (1852). Dezelfde ruimte werd voorzien van eiken reliëfs van H.H. Armstead, die vooral episoden uit Arturs leven en de Graalqueeste heeft afgebeeld. Als een tegenpool van Rossetti c.s. geldt Sir John Gilbert, wiens ‘Sir Launcelot du Lake: She brought him to a river then’ uit 1886 (nu Guildhall Art Gallery, Londen) een actie-rijke weergave is van een tweegevecht tussen Lancelot en Sir Tarquin.

Het personage Lancelot vormt een belangrijk, zij het niet altijd zichtbaar element van de voorstelling die in deze periode het meest frequent werd afgebeeld: Elaine, ‘the lily maid of Astolat’. Bekend uit de Oudfranse Mort le roi Artu, Malory en Tennysons ‘Lady of Shalott’ (1832) en ‘Lancelot and Elaine’ (in The Idylls of the King, 1859) werd de jonkvrouwe die sterft vanwege haar onbeantwoorde liefde voor Lancelot, een symbool van de Victoriaanse visie op de vrouw: jong, mooi, onschuldig en zich opofferend aan de mannelijke macht. Vaak wordt zij afgebeeld in de torenkamer waarin zij zich met Lancelots schild terugtrok, terwijl zij de buitenwereld via een spiegel waarneemt en vervolgens in een tapijt verweeft, maar haar reis - in veel gevallen de reis van haar lichaam - per boot naar Camelot keert toch het meest terug in de tientallen Elaine-afbeeldingen uit deze tijd. J.W. Waterhouse schilderde haar liefst zevenmaal (een versie uit 1888 hangt in de Tate Gallery in Londen) en ook William Holman Hunt beeldde haar meermalen af: een tekening uit 1850 is nu in de National Gallery of Victoria in Melbourne, zijn ‘The Lady of Shalott’ uit 1886 hangt nu in de City Art Gallery van Manchester en de versie uit 1906 bevindt zich in het Wadsworth Athenaeum in Hartford, Connecticut. Een vroege ‘Lady of Shalott’ is het schilderij van William

[pagina 216]

[p. 216]

Maw Egley uit 1858, dat nu in de Sheffield City Art Galleries hangt. Nog in 1981 tekende Shelah Horvitz ‘My Lady of Shalott’, compleet met weefgetouw en spiegel. Er is zelfs een Japans gedicht aan Elaine gewijd: Natsume Soseki, Kairo-ko: A Dirge (1905).

Eind 19e, begin 20e eeuw zijn enkele toneelteksten over Lancelot geschreven, waaronder het burleske stuk Lancelot the Lovely (1889) van Richard Henry, de symphonische ballade Elaine and Lancelot (1901) van Anton Averkamp, het lyrische drama Launcelot du Lake (1907) van Francis Coutts, Lanzelot (1909) van Eduard Stucken, Das Mädchen von Shalott (1921) van H.H. Ewers en Lancelot (1939) van James Bridie. De opera Lancelot du Lac van Victorin de Joncières ging - met weinig succes overigens - in 1900 in Parijs in première. In de jaren 1911-1945 schreef Rutland Boughton een cyclus van Arturiaanse oratoria, waaronder The Lily Maid (over Elaine en Lancelot). Boris Vian zette in 1953 deze traditie voort in zijn Le chevalier de neige, een openluchtspel met ballet en muziek (in 1957 gecomponeerd door Georges de la Rue), waarin vooral de zuiverheid van Lancelots overspelige liefde tot uiting komt. Edwin Arlington Robinson schreef in 1920 zijn Lancelot: A poem, een gedicht over de laatste dagen van Artur, dat de liefde voor Guinevere beschrijft als de aanzet tot de ondergang die door de verstoorde vriendschap van Lancelot en Gawain onontkoombaar wordt. Naast traditionele werken, zoals Launcelot and the Ladies (1927) van Will Bradley, The Ballad of Elaine (1926) en The Riding of Lancelot (1929) van Sidney Fowler Wright, The Little Wench (1935) van Philip Lindsay, Lancelot, my brother (1954) van Dorothy Roberts, Lancelot und Ginevra, ein Liebesroman am Artushof (1961) van Ruth Schirmer-Imhoff en Le Chevalier de la Charrette (1985) van Claude Duneton en Monique Baile, is er ook een enkel werk waarin Lancelot geïroniseerd wordt: in Launcelot: a Romance of the Court of King Arthur (1926) van Lord Ernest Hamilton, is de titelheld gehuwd met Elaine en is Guinevere een op seks beluste verleidster die hem in haar bed weet te krijgen. Een ironische vertekening van het personage vindt men ook in twee recente romans. In 1978 schetste Peter Vansittart in zijn Lancelot een weinig romantisch beeld van de ondergang van het Romeinse Brittannië, waarvan Lancelot een representant is; in zijn diensttijd onder Aurelius Ambrosius ontmoet Lancelot de prostituée Gwenhever. In hetzelfde jaar plaatste Walker Percy in zijn Lancelot de thema's lust en de daaruit voortkomende ondergang in de hedendaagse wereld van de film. De titelheld, Lancelot Lamar, acht zich de ‘Knight of the Unholy Grail’. Wat betreft het witte doek geldt overigens dat naast de obligate Amerikaanse spektakelfilms ook Franse, meer artistiek getinte produkties aan Lancelot zijn gewijd, zoals lancelot du lac (1974) van Robert Bresson, waarin Lancelot na de mislukte Graalqueeste wordt verscheurd door zijn belofte aan God zijn relatie met Guinevere niet te hervatten en door zijn niet aflatende liefde voor haar.

Als een van de hoofdrolspelers in de talrijke moderne navertellingen van het Arturverhaal die - gewoonlijk als trilogie - in de laatste decennia zijn verschenen, heeft Lancelot zijn vaste plaats in de moderne romankunst. Wanneer de auteurs van dergelijke werken zich baseren op Malory, kunnen zij niet om Lancelot heen. Het personage krijgt daarbij uiteenlopende verschijningsvormen. Zo gaf Terence Hanbury White zijn hoofdpersoon Lancelot in The Ill-Made Knight (1940; derde deel van de cyclus The Once and Future King) een buitengewoon lelijk uiterlijk dat contrasteert met zijn naar zuiverheid strevende innerlijk. Hij koestert een zuivere liefde voor Guinevere, maar verliest zijn maagdelijkheid aan Elaine, de Graalprinses in deze roman. In The Mists of Avalon (1982) van Marion Bradley wordt Lancelot heen en weer geslingerd tussen enerzijds de kwezelige Guinevere en haar christelijke geloof en anderzijds Morgaine en haar oude heidense en matriarchale denkwereld. In moderne ro-

[pagina 217]

[p. 217]

mans over Guinevere, zoals Sharan Newmans trilogie (Guinevere, 1981; The Chessboard Queen, 1984; en Guinevere Evermore, 1985) is gewoonlijk ook een hoofdrol weggelegd voor haar minnaar. In enkele romans wordt het personage Lancelot echter vanwege zijn afwezigheid in de Keltische oervorm van de Arturlegende weggewerkt uit het Arturverhaal. Zijn verhaaltechnisch blijkbaar onmisbare functie als minnaar van de koningin (hier gewoonlijk Gwenhwyfar genoemd) wordt in dergelijke gevallen overgenomen door de afdoende Keltisch gefundeerde Bedwyr/Bedivere. Voorbeelden hiervan zijn: Rosemary Sutcliff, Sword at Sunset (1963), Mary Stewart, The Last Enchantment (1979) en Gillian Bradshaw, In Winter's Shadow (1982). Ondanks deze tendens lijkt het er niet op dat Lancelot zijn vooraanstaande positie in de Arturverhalen spoedig zal moeten prijsgeven.

frank brandsma

edities: Matarasso 1969; Micha 1978-83; Cable 1971; Bruggink e.a. 1986; Gerritsen 1987; Lie 1987; Besamusca 1991b; Kibler 1991; Brandsma 1992.
studies: Lot 1954; Frappier 1972; Haug 1978; Van Oostrom 1981; Kennedy 1986; Whitaker 1990; Lacy e.a. 1991.
Lancelot, Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst, W.P. Gerritsen, A.G. van Melle - DBNL (2024)
Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Fredrick Kertzmann

Last Updated:

Views: 6070

Rating: 4.6 / 5 (46 voted)

Reviews: 93% of readers found this page helpful

Author information

Name: Fredrick Kertzmann

Birthday: 2000-04-29

Address: Apt. 203 613 Huels Gateway, Ralphtown, LA 40204

Phone: +2135150832870

Job: Regional Design Producer

Hobby: Nordic skating, Lacemaking, Mountain biking, Rowing, Gardening, Water sports, role-playing games

Introduction: My name is Fredrick Kertzmann, I am a gleaming, encouraging, inexpensive, thankful, tender, quaint, precious person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.